Salomo in buiten bijbelse geschriften

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 12 oktober 1994) (Laatste bewerking: 20 november 2018)

 

Zijn faam als wijs man was zo groot dat de legenden voortborduurden op het Bijbelverhaal en van de koning een soort tovenaar maakten. Een aantal buiten-bijbelse geschriften beschrijven raadselachtige gebeurtenissen. Zo vertelt het geschrift “Het testament van Salomo” dat hij van God een ring kreeg die hem de macht gaf, alle demonen gevangen te nemen en hen in te schakelen bij de bouw van Jeruzalem en de tempel. Salomo wenste paleizen en tuinen en een tempel die zouden kunnen wedijveren met de paleizen en tempels van Egypte en Chaldea, waarover hij zulke geestdriftige verhalen had gehoord. Een ander geschrift meldt dat hij een aantal gedienstige geesten ter beschikking had gekregen die voor hem werkten. Deze Djinn-wezens maakten voor hem wat hij maar wilde; paviljoenen, beelden en schotels zo groot als visvijvers. Salomo zou toverboeken onder zijn troon verborgen hebben die de kennis bevatten waardoor hij de mensen, de geesten en de winden had onderworpen. Volgens een Musulmanse legende overhandigden acht engelen aan de koning een kostbare steen die hem alle macht verschafte over hen en over de winden te heersen wanneer de steen naar de hemel was gekeerd. Acht andere engelen gaven hem een steen, die op het hoofd gezet, hem in staat stelden bevelen te geven aan alle levende wezens op aarde en in het water.

 

Een andere goddelijke boodschapper bracht hem een derde steen, die hem de mogelijkheid gaf bergen met de grond gelijk te maken, zeeën en rivieren te doen droogvallen en deze om te vormen in vruchtbare grondgebieden. Een vierde steen tenslotte schonk hem het gezag over de wereld der geesten goede en slechte. Met deze vier wonderlijke talismannen liet Salomo een ring vervaardigen met behulp waarvan hij op ieder moment van de dag zijn macht over de hele wereld kon uitoefenen. Om de tempel op te richten die hij aan God wilde wijden mobiliseerde Salomo, dank zij zijn magische ring, “Djinn-wezens"” die konden bouwen. De echtgenotes van deze geesten bereidden maaltijden die werden opgesteld op tafels van duizend meter in het vierkant, en het hele volk van Jeruzalem zat mee aan dit monsterbanket. De Djinn- wezens maakten zo’n kabaal met hun gehamer en hun gezaag, en met het splijten van stenen en metalen, dat de koning uitgeput vroeg, of er niet een middel bestond om dat lawaai te onderdrukken. Alleen de machtigste geest Sachz zou je tevreden kunnen stellen, antwoordde een van de Djinns, maar hij is er in geslaagd zich te ontrekken aan jou autoriteit. Toch kreeg men hem te pakken, bij een bron in het land Hidjz, en de vierde steen van de koninklijke ring dwong hem tot gehoorzaamheid.

 

Men heeft je bedrogen wat mijn speciale vermogens aangaat, o koning, zei Sachz, maar een kraai kan je uit de moeilijkheden helpen. Neem de eieren uit zijn nest, bescherm die onder een kristallen vaas en je zult zien wat hij zal doen om die bescherming te breken. Men probeerde het en men zag de kraai wegvliegen en terugkeren met in zijn bek een steen, Samur genaamd. Toen de vogel het kristal met deze steen aanraakte brak hij de vaas in tweeën zonder het minste gerucht. Salomo zond onmiddellijk een commando Djinns uit om de stenen van Samur te zoeken, in een berg in het westen. De werkers aan de tempel konden vervolgens hun werkzaamheden voortzetten zonder het minste lawaai te maken. Ook de Bijbel vertelt hier iets over:

1 Koningen 6:7 “Toen het huis gebouwd werd, werd het opgetrokken van steen, afgewerkt aan de groeve, en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis.

Het “Testament van Salomo” vertelt over een jongen die meewerkte aan het bouwen van de Tempel. Hij werd het slachtoffer van de demon Ornias, die hem beroofde van de helft van zijn eten en de helft van zijn loon. Bovendien zoog hij iedere nacht bloed uit de duim van de jongen. De jongen deed zijn beklag bij Salomo, die vervolgens bad om macht te krijgen over de demon. De aartsengel Michaël daalde toen neer en gaf Salomo een kleine ring met een gegraveerde steen erin. De koning gaf de ring aan de jongen. De volgende keer dat Ornias verscheen nam de jongen hem gevangen. Ornias werd voor Salomo geleid die hem vervolgens wegzond om de aanwezigheid van Beëlzebub, de leider van de demonen te bevelen. Beëlzebub werd op zijn beurt gedwongen alle andere demonen voor Salomo te brengen. De koning vroeg de demonen naar hun naam, kracht en functie en zette hen aan het werk bij de bouw van de Tempel.

 

Het verhaal gaat verder dat naast Salomo’s troon twaalf gouden leeuwen en twaalf gouden adelaars tegenover elkaar stonden zodat zijn rechtervoet zich tegenover een leeuw en zijn linkervoet tegenover een adelaar bevond. In totaal waren er 72 gouden leeuwen en twaalf gouden adelaars. Boven aan de rugleuning van de troon zat een ronde koepel. Zes gouden treden voeren erheen. Op de eerste trede lag een stier en daar tegenover een leeuw, op de tweede een beer en daar tegenover een lam, op de derde een adelaar en daar tegenover een Anka (mythische oervogel met een mensengezicht) op de vierde een adelaar en daar tegenover een pauw, op de vijfde een kat en daar tegenover een haan, op de zesde een havik en daar tegenover een duif. Al deze dieren waren uit zuiver goud vervaardigd. Boven de troon waren 21 gouden vleugels aangebracht. Van welke kant Salomo zijn troon ook naderde, hij kon zijn troon door middel van een mechanisme die kant op bewegen. Als hij zijn voet op de onderste trede zette, tilde de gouden leeuw hem naar de tweede enz. Daarna traden de adelaars in werking, deze grepen hem vast en tilden hem naar de hoogte van de troon. In het mechanisme was ook een zilveren draak aangebracht. Zodra Salomo op zijn troon had plaatsgenomen, pakte een grote adelaar de kroon en plaatste die op zijn hoofd. Als de getuigen voor de koning verschenen trad er een radarwerk in werking dat alle dieren geluid liet voortbrengen.

 

Tijdens de verwoesting van Jeruzalem maakte Nebukadnezar zich meester van Salomo’s troon. Hoewel hij het mechanisme niet kende, wilde hij de troon bestijgen maar op het moment dat hij zijn voet op de eerste trede zette, verdraaide de leeuw zijn rechterheup en sloeg hem op de linker, zodat Nebukadnezar de rest van zijn leven kreupel liep. In een later stadium zou ook een Egyptische farao hetzelfde lot getroffen hebben toen deze de troon op een rooftocht door Babylonië had buit gemaakt.

 

Arabische overleveringen vertellen ook dat Salomo met de koningin van Sjeba in het huwelijk is getreden. Hij zou haar iedere drie maanden een paar dagen in haar hoofdstad hebben bezocht. Hij legde de afstand af met behulp van de winden en velen gingen met hem. Volgens de Kebra Negest, een Ethiopisch geschrift, gaf Salomo de koningin ook zo’n wagen die door de lucht kon rijden, cadeau. Deze wagens waren met door God geschonken kennis vervaardigd. De oude Ethiopische overlevering vertelt dat Salomo met zijn hemelwagen in een dag een afstand kon afleggen waar men normaal drie maanden over deed. De vlucht verliep zonder ziekte of lijden, zonder honger en dorst, zonder zweet of vermoeidheid. Zo’n uitnemende piloot moest natuurlijk over goede landkaarten beschikken. De belangrijkste Arabische geograaf en encyclopedist Al-Masudi, schreef dan ook in zijn Historiën dat Salomo kaarten bezat met afbeeldingen van hemellichamen sterren, de aarde met haar continenten en zeeën, de bewoonde landstreken met hun planten en dieren, en vele andere verbazingwekkende zaken.

 

Het startpunt van de luchtvaartuigen van Salomo viel samen met de bouw van de tempel. De legende vertelt dat Salomo tijdens deze bouw een reis naar Damascus ondernam. Gezeten op de rug van de Djinn-wezens. Deze manier van reizen vermoeide hem echter zodanig dat hij voor de terugreis door zijn geesten sterke zijden tapijten liet weven, groot genoeg om er met zijn hele gevolg op te kunnen plaatsnemen. Daarop beval hij, door de kracht van zijn magische ring, de winden de tapijten op te heffen en te laten vliegen. Gezeten op zijn troon, leidde hij de tocht zoals een koetsier zijn paarden leidt. Boven zijn hoofd vlogen vogels teneinde hem te behoeden voor de felle zon. Dat was de eerste legendarische ervaring van een luchtreis die in de Arabische literatuur het aanzien gaf aan de mysteriën der vliegende tapijten.

 

https://www.ancient-origins.net/myths-legends/history-magical-flying-carpets-006064

 

Op dit tapijt kon de koning s’ochtends met zijn hele gevolg Syrië verlaten om s’avonds in Afghanistan te landen. Hier hebben archeologen een heuvel met resten van een reusachtige cirkelvormige muur ontdekt, die ooit een lengte van 1100 meter moet hebben gehad. In een zelfde soort ruïne in Iran vonden archeologen geel geglazuurde aardewerktegels met afbeeldingen van zespuntige sterren.

 

Zo bezat Salomo ook een toverspiegel die hem alle plaatsen ter wereld liet zien met daarbij de weersomstandigheden ter plekke. Salomo beschikte over bestuurbare vliegtoestellen. Hij liet op verscheidene plaatsen in de wereld paleizen bouwen en op bergtoppen langs zijn vliegroutes heiligdommen aanleggen. Hij bouwde tempels en paleizen in het huidige Iran, in Pakistan en in Kasjmir. Volgens bronnen uit de omgeving van Srinagar in India werd Salomo door zowel de Moslims als de Hindoes vereerd. In Srinagar bestaat een kegelvormige berg met de naam Thikti Suleiman (berg van Salomo). Op deze berg staat een tempel, een heiligdom van de Moslims. Men heeft de tempel hier gebouwd, omdat volgens de overlevering, Salomo met zijn vliegschip hierheen vloog en de bouw van de tempel persoonlijk heeft opgedragen. Hij zou verder het woest stromende water van een rivier hebben ingedamd en een moeras hebben drooggelegd. Daarom wordt Kasjmir ook wel de “Tuin van Salomo” genoemd.

 

Volgens de Bijbel stierf Salomo na een regeerperiode van veertig jaar en ging met hem ook zijn glorieuze rijk ten onder. Een legende uit de verzameling van de schrijver Gustave Weil, vertelt echter een geheel ander verhaal. In deze legende zou Salomo bijna honderd jaar hebben geregeerd. De legende verhaalt als volgt over de laatste ogenblikken van de koning: ‘Salomo zag de engel des doods aankomen en deze had zes gezichten, met het gezicht ter rechterzijde, zei de engel, verzamel ik de zielen van de inwoners uit het oosten; met dat ter linkerzijde de zielen van de inwoners uit het westen, met dat wat op mijn hoofd is, de zielen van de hemelbewoners; met het lage gezicht pak ik de Djinns op uit de ingewanden der aarde; met dat wat achter is de zielen van de bevolkingen van Jadjoedi en Madjoedi; en dat aan de voorkant de zielen der gelovigen, en het jouwe is daarbij’. Laat mij leven tot mijn tempel voltooid is, smeekte Salomo, want na mijn dood zullen de Djinns ophouden met werken.’Je uur is gekomen, het ligt niet in mijn macht ook maar één seconde uitstel te verlenen.’Goed, volg mij in mijn kristallen zaal. De engel stemde toe. Salomo deed zijn gebed, daarna, leunend op een stok, nodigde hij Gods gezant uit zijn ziel in deze houding mee te nemen. Zo stierf hij en het bericht van zijn dood werd een jaar lang geheim gehouden. De Djinns vernamen het pas toen de tempel voltooid was en de stok op het kristallen parket viel met het lichaam dat hij ondersteunde.

 

De engelen droegen het lichaam van Salomo met de magische ring naar een geheime grot, waar zij het bewaken tot aan de Dag van het Laatste Oordeel.

 

Het is opmerkelijk dat de legenden uit Jemen, Ethiopië, Syrië, Iran, Pakistan en andere landen, dezelfde inhoud hebben, alsof ze een gemeenschappelijk oerbron hebben.

 

Terug naar: Inhoud