Het Poerimfeest

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 26 mei 2015) (Laatste bewerking: 21 november 2018)

Het Joodse volk viert ieder jaar het Poerimfeest (Hebreeuws: פורים), en gedenken daarmee de bevrijding van het Joodse volk dat in de vijfde eeuw v. Chr. in ballingschap leefde in het rijk van de Meden en Perzen (het Perzische Rijk).  Poerim valt een maand voor Pesach. Een andere naam voor Poerim is Lotenfeest. Die naam verwijst naar de nieuwe loten die in de lente aan bomen en struiken ontspruiten. In het Perzisch betekent poer 'lot'. Het wordt gevierd op 14e adar op de Joodse kalender en valt daarmee in het vroege voorjaar. De Joodse kalender is een 'maankalender' en Poerim valt daardoor elk jaar op een andere dag. Op deze dag wordt het feest gehouden in de open dorpen en steden, op de 15e in de ommuurde steden. Het feest herinnert aan de dreigende ondergang van het Joodse volk. Het Poerimfeest verwijst naar de geschiedenis van Mordechai en Esther. Deze geschiedenis wordt beschreven in het boek Esther. Door haar schoonheid was het Joodse meisje Esther (haar Hebreeuwse naam is Hadassa) aan het hof van koning Ahasveros (Xerxes) terecht gekomen. Ahasveros regeerde van India (het huidige Pakistan) tot aan Cusj (het huidige Ethiopië) aan toe. De troon van de koning stond in Susan, in het westen van Perzië. Deze stad heet nu Shush en ligt in het zuidwesten van het huidige Iran.

Xerxes (Koning Ahasveros)

 

Koning Ahasveros was op zoek naar een nieuwe koningen, omdat zijn vrouw, koningin Vasti, weigerde naar hem toe te komen toen hij dat wenste:

 

Esther 1:12Koningin Vasthi weigerde echter te komen op het bevel des konings, dat de hovelingen haar overbrachten, waarop de koning in hevige gramschap ontstak en zijn toorn in hem ontbrandde.”

Na deze gebeurtenis met Vasthi stelden de dienstdoende hovelingen hem het volgende voor: 

Esther 2: 2-3-4Toen zeiden de dienstdoende hovelingen des konings: Men zoeke voor de koning jonge meisjes, maagden, schoon van uiterlijk; daartoe stelle de koning ambtenaren aan in alle gewesten van zijn koninkrijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, moeten bijeenbrengen in de burcht Susan in het vrouwenhuis, onder opzicht van de koninklijke hoveling Hegai, de bewaker der vrouwen; daar stelle men de schoonheidsmiddelen tot haar beschikking. Het meisje dan, dat in de ogen des konings het schoonste zal zijn, worde koningin in de plaats van Vasthi. Dit voorstel verwierf de goedkeuring van de koning en hij handelde ernaar.

Nu was er op de burcht Susan een Joodse man met de naam Mordechai. Hij was uit Jeruzalem weggevoerd met de ballingen naar Babel door koning Nebukadnezar. De meeste Joodse ballingen woonden in het gebied van Susan. Omdat Esther geen vader of moeder meer had, had Mordechai haar als dochter aangenomen en opgevoed. Esther was bekoorlijk en schoon van uiterlijk:

Esther 2: 8-9  Toen nu het besluit en de wet des konings bekend waren geworden en vele meisjes bijeengebracht werden in de burcht Susan onder opzicht van Hegai, werd ook Esther in het koninklijk paleis opgenomen onder opzicht van Hegai, de bewaker der vrouwen. En het meisje was welgevallig in zijn ogen en verwierf zijn gunst, zodat hij haar zo spoedig mogelijk de schoonheidsmiddelen en de maaltijden verschafte, haar zeven der voortreffelijkste dienaressen uit het huis des konings ter beschikking stelde, en haar dienaressen naar het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis bracht.”

Esther verwierf de genegenheid van allen die haar zagen:

Esther 2:16:17Zo werd dan Esther tot koning Ahasveros gebracht in zijn koninklijk paleis in de tiende maand – dat is de maand Tebet – in het zevende jaar van zijn regering. De koning kreeg Esther lief boven alle vrouwen en zij ontving van hem meer genegenheid en liefde dan alle andere maagden, zodat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin verhief in de plaats van Vasthi.

Een samenzwering door Mordechai ontdekt

Mordechai was ter ore gekomen dat de Perzische hoveling Haman- die een zeer hoge positie aan het hof had- een complot aan het smeden was om de Joden uit te roeien. De Jodenhater Haman had daarvoor naar Perzisch gebruik een wet uitgevaardigd en kreeg het voor elkaar dat de koning deze wet ondertekende, waarin stond dat alle Joden moesten worden gedood, op één dag, de dertiende van de twaalfde maand, dat is de maand Adar. Toen de Joden dit te weten kwamen, was er grote rouw bij hen:

Esther 4:3In elk gewest, waar het bevel en de wet des konings waren aangekomen, was bij de Joden diepe rouw, vasten, geween en geklaag: voor velen werd zak en as als bed uitgespreid.

Mordechaï deelde de plannen van Haman aan Esther mee en dankzij haar hoge positie wist zij dit aan haar gemaal de Perzische koning over te brengen zodat er op tijd tegenmaatregelen konden worden genomen. God gaf Esther genade in de ogen van de koning en moed en kracht om op ‘het juiste’ moment de koning op de hoogte te stellen van de plannen van Haman.

Esther 7: 5-6-7Toen sprak koning Ahasveros en zeide tot koningin Ester: Wie is hij en waar is hij, wiens hart er vol van is om zo iets te doen? En Ester zeide: Een verdrukker, een vijand, Haman, die booswicht daar. Toen verschrok Haman vanwege het gelaat des konings en der koningin. En de koning stond vol gramschap op van het wijndrinken en begaf zich in de tuin van het paleis; maar Haman bleef staan om van koningin Ester het behoud van zijn leven af te smeken, want hij zag, dat het onheil over hem bij de koning vast besloten was.

De koning besloot vervolgens om -de niet te veranderen wet van Meden en Perzen-  teniet te doen. Het resultaat was dat Haman met zijn zoons en verdere trawanten zelf ter dood werd gebracht:

 

Esther 7: 10En men spietste Haman op de paal die hij voor Mordechai had opgericht. Toen bedaarde de gramschap van de koning.

De potentiële doemdag voor de Joden veranderde daarop in een feestdag. Er werden brieven verzonden in de naam van koning Ahasveros:

Esther 8:13Een afschrift van deze brief, die in alle gewesten als wet moest worden uitgevaardigd, moest ter kennis van alle volken gebracht worden en de Joden moesten zich tegen die dag gereed houden om zich op hun vijanden te wreken. De ijlboden, gezeten op vorstelijke paarden, vertrokken met de grootste spoed, op het bevel des konings, en de wet werd in de burcht Susan uitgevaardigd.

In de brief werd het de Joden toegestaan hun leven te verdedigen, en alle gewapende macht van volk en gewest, die hen zou benauwen, te verdelgen, te doden en uit te roeien met vrouwen en kinderen, en hun bezittingen buit te maken, op één dag in al de gewesten van koning Ahasveros, namelijk op de dertiende dag der twaalfde maand, dat is de maand Adar.

Esther 8:17Ook in alle gewesten en steden, overal waar het woord en de wet des konings aankwamen, was bij de Joden vreugde en blijdschap, maaltijd en feestdag, en velen uit de volken des lands werden Joden, want de schrik voor de Joden was op hen gevallen.

Niemand was tegen de Joden bestand:

Esther 9:16-17En de overige Joden in de gewesten des konings verzamelden zich en verdedigden hun leven en kregen rust van hun vijanden; zij doodden onder hun haters vijfenzeventigduizend, maar zij staken hun handen niet uit naar de buit, 1op de dertiende dag van de maand Adar. Op de veertiende dag rustten zij en zij maakten die tot een dag van feestmaal en vreugde.

Zo werd het Joodse volk gered.

Instelling van het Poerimfeest

Mordechai stelde vast dat de Joden deze redding voortaan elk jaar zouden vieren, op de 14e en 15e van de maand Adar: het Poerimfeest. Hij zond brieven aan al de Joden, nabij en ver, in al de gewesten van koning Ahasveros, om hen te verplichten jaarlijks zowel de veertiende als de vijftiende der maand Adar te vieren, omdat dit de dagen waren, waarop de Joden rust kregen van hun vijanden, en dit de maand was, die voor hen van droefheid veranderde in vreugde en van rouw in een feestdag, en om deze dagen te maken tot dagen van feestmaal en vreugde, waarop men elkander geschenken zou zenden en giften zou geven aan de armen.(Esther 9).

Op het poerimfeest wordt in de synagoge het boek Esther voorgelezen uit een bijzondere, met de hand geschreven perkamenten boekrol. Dit wordt verteld door een voorzanger die de melodie van de rol goed kent. Dit wordt herhaald in de ochtend. Telkens als de naam van de boosaardige Haman wordt genoemd wordt er geschreeuwd en wordt er door kinderen gerateld met de Hamanratel om te vieren dat deze slechterik niet heeft gezegevierd maar zelf het onderspit heeft moeten delven. Zo kan niemand de naam van deze vreselijke man horen.

Esther rol

Vervolgens wordt er feest gevierd. Dit feest kenmerkt zich door carnavaleske verkleedpartijen, het geven van geschenken aan familie en vrienden. Ook vertellen ze elkaar het verhaal over koningin Esther. Tot slot wordt er lekker gegeten en moet iedereen minimaal twee eetbare gerechten aan vrienden geven. Onder de lekkernijen bevinden zich Hamansoren (ook wel Hamans-flappen genoemd). Dit zijn zoete, driehoekige koekjes gevuld met chocoladepasta, dadelpasta of maanzaad. De “oren’’ verwijzen naar het omkrullen bij het bakken waardoor het op oren gaat lijken. Men eet deze lekkernij om met Haman, een grote bedreiging voor de Joden, te spotten. Ook geeft men geld aan armen of charitatieve doelen en bidt men een speciaal dankgebed tot God.

Het graf van Esther en Mordechaï in Hamadan

Iran noemt het Poerimfeest een dag van rouw en woede omdat op ,,die dag de bloeddorstige koningin Esther en haar oom Mordechaï verantwoordelijk waren voor een massamoord op duizenden ‘Iraniërs”, aldus het bewind in Teheran. Het wordt tegenwoordig voorgesteld als een oude Iraanse holocaust, gepleegd door de Joden. De Iraanse versie laat het deel weg waarin Haman, de raadsheer van de koning, de Perzische koning overhaalt, een decreet te ondertekenen dat de uitroeiing van de Joden van het rijk toestaat. Door Gods genade bleven de Joden grotendeels gespaard, terwijl hun vijanden werden afgeslacht.

Terug naar: Inhoud