De koningin van Sheba

              

Door: Franklin ter Horst (aangemaakt 1 september 2006) ( Laatste bewerking: 6 december 2016)

 

Velen zijn geneigd aan te nemen dat er geen historische basis voor deze legendarische koningin van Sheba bestaat, naar wie verwezen wordt in onder meer de Bijbelboeken 1 Koningen en II Kronieken, en in het Ethiopische geschrift de "Kebra Negast" het befaamde boek der "Heerlijkheid der Koningen".

 

Maar de Bijbel is geen sprookjesboek dus moeten de gegevens over haar op historische feiten berusten. Volgens de volkerenlijst in Genesis 10 is Scheba een zoon van Joktan een nakomeling uit de lijn van Sem, de zoon van Noach. In Mattheüs 12:42 word ze door Jezus de “Koningin van het Zuiderland” genoemd. Volgens de Kebra Negest is zij geboren in 1020 v. Chr. Zij werd Koningin van Sheba toen ze vijftien jaar oud was, nadat haar vader in 1005 was overleden. Ze zou veertig jaar hebben geregeerd en nooit getrouwd zijn geweest. De koningin was heerseres over het koninkrijk Sheba (Saba), dat door verschillende historici geïdentificeerd wordt aan beide zijden van de Rode Zee, te weten de streek Saba in het zuidwesten van Arabië, het thuisland van de Sabeeërs, het huidige Jemen, en Ethiopië.

 

Door de Ethiopische kerk is de koningin van Sheba lang als stammoeder vereerd. Het Arabische deel van het Shebaanse rijk, werd door de oude Romeinse geografen aangeduid als Arabia Felix, het gelukkige Arabië. In islamitische overleveringen wordt zij Bilquis genoemd, is ze een aanbidster van de zon en de dochter van een (*1) Djinnwezen. Opgravingen rondom Aksum in Ethiopië hebben uitgebreide Shebaanse inscripties aan het licht gebracht. Een van de inscripties vermeldt dat de prins van Marib (Jemen) tevens de koning van Aksum was. De Ethiopiërs betwisten de Jemenieten overigens de afstamming van de koningin van het Zuiden, die zij Makeda noemen, omdat zij ervan overtuigd zijn de enige echte afstammelingen te zijn. Verhalen over het leven van de Koningin  van Sheba zijn verspreid over de hele Arabische wereld, Perzië, Ethiopië en Israël. In sommige beschrijvingen is de koningin een aantrekkelijke verleidster, in andere een boosaardige feeks. Men heeft haar ook een aantal bizarre lichamelijke eigenschappen toegedicht. Zo wordt zij in Joodse lezingen wel voorgesteld als de vrouwelijke demon Lilith (*2) en in islamitische verhalen heeft ze een ezelsvoet. De Jemenieten, de huidige bewoners van het zuidelijk deel van Arabië, geloven dat de koningin hun vorstin was en met kleurige oosterse fantasie sieren zij het verhaal van haar leven op.

 

Demon Lilith

 

Sheba was volgens de overleveringen een zeer rijk land. Diodorus van Sicilië, een Grieks historicus uit de eerste eeuw v.Chr. beschrijft meubels van ivoor en goud, ingelegd met de edelstenen waarom Marib, de hoofdstad van Sheba zo rijk was en vertelt over zuilen van bewerkt zilver overdekt met goud. Hun staatssysteem met priesterkoningen aan het hoofd, is dezelfde als dat in Soemerië. Ook bestaan er gegevens dat ze verwant waren aan de Feniciërs op wier geschriften (alfabetletters in steen gegrift) de hunne op een merkwaardige wijze lijken. Volgens overleveringen uit het Zuidelijk deel van Arabië zou de koningin een tempelcomplex hebben bewoond in de stad Marib. De Arabische geschiedschrijver Nashwan-ibn-Sa’id, beweerde dat de stad geheel van metaal zou zijn geweest en dat de tempel van de koningin op vier zilveren zuilen zou hebben gestaan. Canadese archeologen en geologen, onder leiding van Bill Glanzman, de directeur van het project, beweren de restanten van deze tempel te hebben teruggevonden in de Arabische woestijn in Noord Jemen.

 

  

Tempel Marib

 

De Schebanen vereerden de zon en de maan en ook Venus. Zij aanbaden de maangod Llmukah, geïdentificeerd met de god Sin, de Babylonische en Assyrische maangod. De godin die zij aanbaden was Asjtarte (Semiramis), de Koningin des Hemels en moeder van goden. In het Oude Testament wordt zij ook Asjera genoemd en bij de Grieken was zij als Astarte bekent. De in het gehele Midden-Oosten verbreide verering van Asjtarte werd door de oudtestamentische profeten hevig gelaakt.

 

 

Bij de stad Marib was een stuwdam aangelegd, in de literatuur omschreven als een technisch meesterwerk dat tot een van de wonderen uit de oudheid bestempeld werd. Volgens de overlevering zou de legendarische koningin van Sheba de opdracht tot de bouw hebben gegeven. Aan de voet was de dam zeventig meter breed en had een lengte van maar liefst 615 meter, te vergelijken met de moderne stuwdammen uit onze tijd. De steen constructies van de ruïnes die zijn overgebleven doen veel denken aan de bouwwerken van de Inca’s uit het hoogland van Peru.Onderzoekers stelden vast dat er in de Sabeïsche tijd bij Marib een vlakte van 300.000 hectare werd geïrrigeerd en dat het aangelegde irrigatiesysteem 2000 jaar intact is gebleven door zijn geniale eenvoud en de functionele bouw van het complex. Volgens de overlevering zou de oorspronkelijke stuwdam al in 1700 v. Chr zijn gebouwd en later door de Sabeeërs van sluizen zijn voorzien.

 

Restanten stuwdam van Marib

 

De overlevering maakt melding van een catastrofale doorbraak omstreeks 500 v. Chr, waarna 20.000 man voor herstel werden ingezet. Uiteindelijk werd de dam getroffen door een catastrofale doorbraak, waarbij grote watermassa’s alles vernielden en akkers en tuinen werden weggespoeld. Met de laatste damdoorbraak, die niet werd hersteld, vielen ook de inkomsten weg. Marib werd al spoedig daarna onder zandduinen bedolven en wisten alleen de historici uit de oudheid, zoals de Griekse historicus Herodotus (ca 484-ca 425 v. Chr) en Strabo (63 v.Chr- 26 n.Chr) nog over het gelukzalige rijk van de koningin van Sheba te berichten.

 

In de eerder genoemde Kebra Negest wordt uitvoerig gewag gemaakt van het bezoek van de koningin aan Salomo. Dit geschrift is voor de Ethiopiërs hét bewijs dat de koningin van Sheba hun koningin was. Zij eisen de koningin van het Zuiden op als hun koningin en zij verklaren tevens met klem dat er een kind werd geboren uit haar verbintenis met Salomo. In de beschrijving komt het tot een stormachtige relatie tussen de koningin en Salomo. Salomo vroeg haar zelfs ten huwelijk en bood haar de koninklijke waardigheid aan maar dat werd door haar geweigerd. De koningin had van een reizende koopman vernomen dat de Israëlische koning Salomo een zeer knappe man was die over een prachtig rijk regeerde. De koningin hoorde ook over de God van Israël en over de mysterieuze ark die God aan het uittrekkende volk had gegeven en nieuwsgierig geworden van alle verhalen besloot zij Salomo te bezoeken.

II Kronieken 9:1-12 De koningin van Scheba had de roep omtrent Salomo vernomen. Toen kwam zij te Jeruzalem om Salomo door raadselen op de proef te stellen, met een zeer groot gevolg en met kamelen, die specerijen, goud in overvloed en edelgesteente droegen. Nadat zij bij Salomo gekomen was, sprak zij met hem over alles wat zij op haar hart had….. Koning Salomo gaf aan de koningin van Scheba al wat zij begeerde en vroeg, meer dan zij de koning gebracht had. Daarop keerde zij met haar dienaren terug naar haar land.

De koningin van Sheba op bezoek bij Salomo.

Salomo gaf haar gedurende de zes maanden dat ze bij hem op visite was, een luxieus appartement naast zijn paleis en hij sprak dagelijks met haar. De Kebra Negest verhaalt over de bruidsnacht van Salomo en de koningin. Het verhaal in de Kebra Negest over haar bezoek aan Salomo, en het uitwisselen van geschenken, lijkt als twee druppels water op het Bijbelse verhaal. De koningin sprak van een wereldwonder toen zij de stad Jeruzalem, de Tempel Gods en het paleis van Salomo aanschouwde. De koningin bleek zeer onder de indruk van Salomo en hij van haar. De koning liet haar vertrekken met de grootste heerlijkheden waaronder oogverblindende mooie kleren en alles wat het land Ethiopië zich maar wensen kon, kamelen en wagens, 6000 in getal, die met kostbare veelbegeerde zaken waren beladen. Ook voertuigen waarmee men over land reed, en een wagen die door de lucht vloog, die hij volgens de hem door God geschonken wijsheid had vervaardigd. (Kebra Negest, hoofdstuk 30). Salomo gaf haar ook verschillende soorten bomen mee die werden geplant op een terras wat geheel naar het voorbeeld van de terrassen van Salomo werd aangelegd. Ook gaf hij haar bij vertrek een ring en zei te hopen dat zij een zoon zou baren en dat deze ooit in de toekomst Jeruzalem zou bezoeken.

De Kebra Negest vertelt dat de koningin na haar thuiskomst een zoon ter wereld bracht die zij Baina Lehkem (ook wel Ibn al-Hakim) noemde, dat ‘zoon van de wijze man’ betekent. Op 12 jarige leeftijd  begint hij zijn moeder vragen te stellen over zijn vader en als hij  22 jaar oud is reist hij met een groot gevolg naar Jeruzalem om daar zijn beroemde vader te bezoeken, de ring dragende die Salomo aan zijn moeder gegeven had.

Kebra Negest 32 En hij, de zoon Baina Lehkem, was knap. Zijn gelaatstrekken, zijn ogen, benen, zijn manier van lopen, zijn hele bouw, en de houding van zijn nek geleken op die van koning Salomo.

Salomo herkende hem onmiddellijk en wenste dat hij hem zou opvolgen als koning over het volk van Israël, maar zoonlief weigerde net als zijn moeder. Wel bleef hij enige tijd om het geloof en de wetten van de Israëlieten te bestuderen. Moeder Makeda stond de heerschappij over Ethiopië af aan haar geslaagde zoon die zich voortaan koning "Menelik de Eerste" mocht noemen. Hij werd de stichter van de nieuwe Ethiopische dynastie. In de Ethiopische grondwet van 1955 staat in artikel 2;

De koninklijke waardigheid zal voor alle eeuwigheden afstammen van dezelfde geslachtslijn als die zonder onderbreking van de dynastie van "Koning Menelik de Eerste" de zoon van de koningin van Saba (Sheba) en koning Salomo van Jeruzalem afkomstig is.

Ook de voormalige Ethiopische keizer Haile Selassie (1892-1975) bijgenaamd, ‘de leeuw van Juda’ leidde zijn regentschap van koning Menelik af.

    Links de koningin met haar zoon Menelik, rechts keizer Haile Selassie, bijgenaamd ‘de leeuw van Juda’.

 

Koning Salomo en de koningin van Sheba hebben belangrijke sporen nagelaten in de geschiedenis van het Midden Oosten. De overlevering dat er een koningin uit het Zuiden bij Salomo op bezoek is geweest is zo oud en wijd verbreid dat het niet om een gefantaseerd verhaal kan gaan. Gods Woord blijkt steeds opnieuw gezaghebbend, waarheidsgetrouw en vol met historische bewijzen. Door satan gestuurde dwaalgeesten beweren dat de Bijbelse verhalen niets anders zijn dan kunstmatige vertelsels, gefabriceerd en verzonnen door fantasten. Maar de Bijbel is geen fictie. Ook het verhaal over de Koningin van Sheba maakt nog eens duidelijk dat er in de Bijbel geen fabels staan, maar historische feiten. De Almachtige houdt zijn tekenen niet verborgen.

 

De Britse archeoloog Louise Schofield vermoedt in het noorden van Ethiopië de goudmijn van koningin van Sheba gevonden te hebben. Schofield ontdekte op de Gheralta hoogvlakte een oude goudmijn van enorme omvang, aldus The Guardian. Dicht bij de mijn vond haar team ruïnes van tempels en overblijfselen van een slagveld. De vindplaats valt binnen het toenmalige rijk van Sheba, dat zich uitstrekte over Ethiopië en Jemen.

 

Haar eerste aanwijzing voor de ontdekking was de vondst van een ruim zes meter lange steen waarop een zon en een maan stonden afgebeeld. Onder de steen vond ze een inscriptie in de Sabaeantaal, de taal die de koningin zou hebben gesproken. Even verderop vond ze resten van een tempel, waar de maangod werd vereerd. Resten van menselijke botten wezen op een oorlog.

Salomo was niet alleen bekend in Ethiopië maar ook in gebieden waar nu Iran en Pakistan liggen. Nog steeds leeft de herinnering voort van zijn bezoeken aan deze regio. Salomo zou hier tempels en paleizen hebben gebouwd op bergtoppen tot in Kasjmir toe.Volgens bronnen uit de omgeving van Srinagar in India werd Salomo door de Hindoes vereerd en later ook door de moslims. In Srinagar bestaat een kegelvormige berg met de naam "Tahkti Suleiman "(berg van Salomo). Op deze berg staat een tempel wat momenteel een heiligdom is van de moslims. Salomo zou zelf de opdracht hebben gegeven tot de bouw van deze tempel. In de omgeving hiervan zou hij een woest stromende rivier hebben ingedamd en een moeras hebben drooggelegd. Nog heden ten dage wordt dit gebied in Kasjmir de "Tuin van Salomo " genoemd. Overleveringen uit al deze gebieden vertellen dat Salomo een machtige invloedrijke koning was met een ongekende kennis op allerlei gebied.

(*1) Djinn, volgens de mohammedanen een lichamelijk wezen, geschapen uit vlammen, begaafd met verstand, niet waarneembaar met onze zintuigen.De Djinn kan verschijnen onder alle gedaanten en speelt een grote rol in de volksliteratuur en in de folklore. Men neemt aan dat de djinns een voorkeur hebben voor bepaalde plaatsen: grotten, ruïnes, putten, badplaatsen, latrines, enz. Zij zijn zeer grillig van aard en vooral te duchten in de avonduren. Men beschermt zich tegen de djinns met amuletten en talismannen, meestal verzen uit de koran in kaligrafie die men om de hals draagt of in kleren naait.

 

(*2) Lilith, vrouwelijke demon uit de rabbijnse traditie die mogelijk van Assyrisch-Babylonische oorsprong is. Zij zou de eerste of de tweede vrouw van Adam geweest zijn en zou van hem een grote hoeveelheid demonen hebben ontvangen. Vele en zeer verschillende legenden zijn over haar ontstaan; over haar oorsprong (door God uit klei gevormd), over haar vlucht van Adam en over haar vervolging door de engelen.

 

Overige bronnen: James B. Pritchard: Solomon en Sheba, Londen 1974. Gabriel Mandel: Das Reich der Königin von Saba, Bern/Munchen, 1976. Nielsen Ditlief, Die altarabische Mondreligion und die mosaische Überlieferung, Straatsburg, 1904. Carl Bezold, Kebra Negest, Die Herrlichkeit des Köninge, Munchen. Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, Uitgeverijen Heideland-Orbis N.V Hasselt, en Scheltens & Giltay N.V. ’s-Gravenhage.Readers Digest, ABC van de Bijbel, ISBN 9064072736. Jeffrey Goodman: The Genesis Mystery, New York, 1983.

 

Terug naar: Inhoud