Nazi-collaborateur Hajj Amin al-Hoesseini

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 19 januari 2011) (Laatste bewerking: 10 februari 2020)

Begin januari 2011 werd het historische Shepherd Hotel in de wijk Sheikh Jarrah in het oostelijk deel van Jeruzalem gesloopt.Dit hotel is in 1985 gekocht door de Joods-Amerikaanse zakenman Irving Moskowitz die vervolgens een vergunning kreeg om op deze plaats 20 nieuwe appartementen te bouwen. De sloopwerkzaamheden leverden een groot aantal afkeurende reacties op van allerlei anti-Israël lobbyisten en andere antisemieten die acteren op het wereldtoneel.De voormalige baas van de Verenigde Naties Ban Ki-Moon noemde de sloop illegaal omdat het hotel volgens hem op ‘Palestijnse grondgebied’ zou staan, en noemde het verder een inbreuk op de diverse resoluties van de VN. Deze uitspraak is echter volledig in strijd met onder meer de Vierde Conventie van Genève (van 12 augustus 1949) en het internationale recht. De toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton sprak van een “verontrustende ontwikkeling” en zei dat het de “vredesbesprekingen ondermijnt”.

Sloop Shepherd hotel.

Shepherd hotel bekend van nazi-collaborateur Hajj Amin al-Hoesseini

Het Shepherd hotel was in de dertiger jaren de residentie van Hajj Amin al-Hoesseini, de moefti van Jeruzalem, die vanwege zijn haat tegen het Joodse volk, steun zocht bij het nazi bewind van Adolf Hitler. Al in 1920 werd hij door het Britse militaire hof tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld, omdat hij verantwoordelijk was voor de pogroms die in de Joodse wijk van Jeruzalem waren uitgebroken. Zowel Jeruzalem als de Bijbelse gebieden Samaria en Judea vielen in die tijd onder het Britse mandaatgebied Palestina (officieel Eretz Israël). De Britse Hoge commissaris van het mandaatgebied verleende hem echter een jaar later amnestie en benoemde hem zelfs tot moefti van Jeruzalem. Nauwelijks in functie voerde hij een krachtige oppositie tegen de terugkeer van het Joodse volk naar het aloude Heilige Land en speelde opnieuw een leidende rol in diverse moordpartijen op Joodse bewoners.

Hoesseini reisde het hele Midden-Oosten rond en verwierf politieke en financiële steun om oppositie te voeren tegen het Joods Nationaal Tehuis in het Heilige Land en wist de Arabische wereld ter verenigen in gemeenschappelijke haat tegen de Joden en de Britten die hem notabene tot moefti van Jeruzalem hadden benoemd. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, zag hij Hoesseini als een partner in zijn strijd tegen de Joden. Toen de Arabieren op 19 april 1936 in het Britse mandaatgebied in opstand kwamen, werden ze door het nazibewind zowel financieel als met wapenleveranties via Irak en Saoedi-Arabië, ondersteund. Dat ging de Britten allemaal te ver en vaardigden daarop in juli 1937 een arrestatiebevel tegen de moefti uit. Hij dacht een veilig heenkomen te hebben gevonden in de Aksa- moskee op de Tempelberg in Jeruzalem, maar werd vervolgens gedwongen in oktober 1937 naar Libanon te vluchten.

Omdat ook zijn relaties met Syrië en Frankrijk inmiddels danig waren vertroebeld, vluchtte hij in oktober 1939 naar Bagdad in Irak waar hij zijn hoofdkwartier vestigde om van daaruit nauwe banden met Duitsland en Italië te onderhouden. Nazi-Duitsland zond wapens en vliegtuigen naar Irak om de strijdkrachten van de moefti bij te staan maar de Britten slaagden er in om Irak te heroveren. Om het risico te vermijden door de Britten opgepakt te worden, vluchtte hij naar Teheran (Iran) waar hij op 9 mei 1941 de islamitische heilige oorlog uitriep tegen de Britten. Op 28 november 1941 bezocht hij Adolf Hitler en andere topfiguren van het nazibewind.

De Moefti op bezoek bij Adolf Hitler in Berlijn op 28 november 1941

De moslimleider kreeg een prachtige villa in Zehlendorf en werd op de loonlijst gezet van de SS.

De samenwerking van de moefti met Hitler

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht Hoesseini zijn tijd door in Berlijn aan de zijde van Adolf Hitler. Ze deelden niet alleen gemeenschappelijke waarden maar ook een gemeenschappelijke doelstelling de wereld te bevrijden van het Joodse volk. Er bestaan een aantal filmbeelden van Hoesseini’s bezoeken aan Duitsland en Hitler. Hoesseini werd rijkelijk door Hitler beloond voor het zaaien van haat tegen de Joden in het Heilige land en voor zijn hulp om Moslims aan te werven als Nazisoldaten. Hij bracht tijdens de oorlogsjaren ‘werkbezoeken’ aan de vernietigingskampen Auschwitz-Birkenau en Majdanek, om te zien hoe Hitler bezig was het Joodse vraagstuk op te lossen. Hij moedigde Hitler aan om de genocide ook toe te passen op de Joden in het Midden -Oosten. Volgens de onderzoekers Klaus-Michael Mallaman, directeur van het Nazi Onderzoekscentrum in Ludwigsburg en de historicus Martin Cueppers, hebben de nazi’s in 1942 een ‘Einsatsgruppe’ geformeerd die de massavernietiging van de Joden in Israël als taak kreeg. De moord moest op dezelfde manier plaatsvinden als in Europa. Deze groep stond in 1942 paraat om vanuit Athene naar Israël af te reizen. De nazi’s waren van plan om Arabieren te rekruteren voor het vermoorden van hun Joodse buren.  Duitsland slaagde er echter niet in het door Engeland bestuurde Heilige Land  te bezetten waardoor de geplande genocide niet doorging.

De Moefti en de massamoorden in Servië

Door middel van contacten met Bosnische moslims, ronselde Hoesseini 25.000 moslims in de Balkan-landen voor de SS.  Hij riep via de door nazi-Duitsland verzorgde kortegolfzender moslims op de Balkan op om dienst te doen in speciale door hem opgerichte Bosnisch-islamitische Waffen-SS de zogeheten SS-Handschaar (of Handzar)-divisie, en speelde daarnaast een hoofdrol in het aanzetten tot genocide op de Europese Joden, Serviërs en Roma & Sinti (zigeuners). De zender kon ook in het Midden-Oosten goed ontvangen worden. Hoesseini riep in zijn uitzendingen de Arabieren op om in opstand te komen tegen de Britse kolonisator en tot het vermoorden van iedere Jood die men tegenkwam. De nazi's beloofden Hoesseini heerschappij over het Britse mandaatgebied ‘Palestina’ na het einde van de oorlog.

In 1943 werd hij rondgeleid in Auschwitz en krijgt hij van Himmler te horen dat daar er al ongeveer 3 miljoen Joden vermoord zijn. De grootmoefti is uiterst trots dat hij als 1 van de weinigen dit geheim krijgt toevertrouwd.

De moslimlegioenen van Hoesseini namen deel aan massamoorden op duizenden Servische verzetstrijders, Joden en zigeuners. Zelfs de Duitse officieren die de meest afschuwelijke moorden gewend waren, waren geschokt door de wreedheid van de moslim SS’ers. Zij sneden de harten van hun tegenstanders uit het lichaam. In maart van 1944 riep de moefti in Berlijn via de radio: “Arabieren! Sta op als één man en vecht voor jullie heilige rechten. Dood de Joden waar je ze ook maar vinden kunt. Dit behaagt Allah, de geschiedenis en de godsdienst.

  Op de afbeelding rechts groet Amin al Hoesseini  zijn moslimsoldaten bij de Handschaar Waffen SS Divisie

Hoesseini na de oorlog

Hoesseini verbleef tot 1945 in Duitsland. In april van dat jaar ontving hij op het ministerie van Buitenlandse Zaken nog 50.000 Mark voor zijn campagne tegen het Joods Nationaal Tehuis. Na de ineenstorting van Hitler’s bewind vluchtte Hoesseini naar Zwitserland. De Zwitsers droegen hem over aan de Fransen die hem samen met chauffeur, twee bodyguards en secretaris, in de villa Les Roses in Louvecienne (de omgeving van Parijs) onder huisarrest plaatsten. Hij werd na de oorlog als oorlogsmisdadiger aangemerkt door het Neurenberg tribunaal, maar wist te vluchten.Op 28 mei 1946 wist hij (al dan niet met hulp van de Franse regering) uit Frankrijk te ontsnappen en vluchtte vervolgens naar Egypte, waar koning Faroek hem in 1948 asiel verleende. Omdat hij voor zijn collaboratie met Hitler en de zijnen niet was gestraft, steeg zijn prestige enorm onder de Arabieren. Veel oorlogsmisdadigers vonden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog toevlucht in de Arabische landen. In Caïro rekruteerde Hoesseini actief voormalige nazi-officieren als adviseurs voor de Arabische regeringen in het Midden-Oosten. Het was opvallend dat in de naoorlogse politiek in veel Duitse studies de samenwerking tussen Hitler en de Groot-Moefti van Jeruzalem of volkomen werd genegeerd of marginaal afgedaan, zelfs in vaktijdschriften. Dat gold trouwens niet alleen van het Duitse taalgebied.

Mohammad Amin Al-Hoesseini overleed op 5 juli 1974 in Beiroet (Libanon) zonder ooit voor zijn misdaden veroordeeld te zijn. De nazi-collaborateur was een bron van inspiratie voor zowel Saddam Hoessein, de voormalige dictator van Irak als aartsterrorist Jasser Arafat die hem zijn “grote held” noemde. De plannen van Hitler en de moefti worden vandaag vertegenwoordigd door de Palestijnse terreurleider Mahmoud Abbas (Abu Mazen) en zijn corrupte bende in Ram-allah, de Hamas de Baäl-doodscultuur in Gaza, de Libanese terreurbeweging Hezbollah en andere moslimextremisten in het Midden-Oosten. Hun doelstellingen zijn vandaag dezelfde als die van Hitler die de Joden in de hele wereld wilde vermoorden.

Op 23 november 2010 loofde Mahmoud Abbas de prestaties van de Moefti: ,,We moeten ons herinneren aan het uitstekende leiderschap over het ‘Palestijnse’ volk door de Grootmoefti van ‘Palestina’ Haj Mohammed Amin al- Hoesseini, die de strijd vanaf het begin heeft gesponsord”.

In een toespraak op 4 januari 2013 werd Al-Husseini opnieuw uitvoerig door Abbas geprezen, daarnaast werden een hele serie andere terroristen door hem in het zonnetje gezet, waaronder figuren die de meest gruwelijke moordpartijen op onschuldige Israëlische burgers op hun geweten hebben.

Terug naar: Inhoud