Moordpartij in Mumbai

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: november 2008) (Laatste bewerking: 6 februari 2018)

 

De enige nog levende terrorist van de moordpartij in Mumbai in november 2008, de 21 jarige Pakistani Ajmal Amir Kasab, heeft schuld bekend aan alle 86 aanklachten die de Indiase justitie tegen hem heeft ingediend en is op 3 mei 2010 door een rechtbank in Mumbai op alle aanklachten schuldig bevonden. Hij vertelde de politie dat de terroristen het bevel hadden gekregen oorlog te voeren tegen India en zoveel mogelijk Israëli’s te vermoorden om zodoende de vermeende Israëlische wreedheden op de Palestijnen te wreken. Kasab onthulde dat de terroristen eerder al in het Chabad Center in Mumbai waren geweest om de boel te verkennen. Het bleek om de Amerikaanse moslim  David Coleman Headley, alias Daud Gilani te gaan. Deze man heeft bekend dat hij in voorbereiding op de terreur-aanslagen video-opnamen heeft gemaakt van de beveiliging van doelwitten in Mumbai. Ook heeft hij  het Chabad Center bezocht onder het mom een Jood te zijn.Hij bekende verder lid te zijn van het radicaal-islamitische terreurnetwerk Lashkar-e-Taiba. Hedley is half november 2009 op de luchthaven van Chicago gearresteerd. Hij was van plan opnieuw naar Pakistan af te reizen. Het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken heeft woensdag 21 november 2012 bekend gemaakt dat Ajmal Amir Kasab is opgehangen in een Indiase gevangenis.

 

Ajmal Kasab, op 21 november 2012 opgehangen.

 

Bij de aanslagen vielen 171 doden en 300 gewonden waarvan er elf een buitenlandse nationaliteit droegen. Acht van de 31 doden in het Taj Mahal Hotel waren buitenlanders. Fasab vertelde samen met negen andere terroristen per boot vanuit Pakistan naar Mumbai te zijn gevaren. De Indiase regering beschuldigd de Pakistaanse inlichtingendienst ISI ervan achter de aanslagen te zitten, maar Pakistan ontkend hier iets mee te maken te hebben. De Indiase minister van Binnenlandse Zaken, G.K.Pillai zegt echter dat de ISI de aanslagen zowel heeft gepland als uitgevoerd. Van de ISI is bekend dat het nauwe banden onderhoudt met de Taliban. De terroristen hielden Mumbai twee dagen in gijzeling. Ze droegen automatische machinegeweren en handgranaten bij zich en openden het vuur op verschillende plaatsen in de stad waaronder een bij toeristen populair café-restaurant, het centraal station, een vliegveld, een bioscoop en een paar luxe hotels. De ene barbaarsheid overtrof de andere van de terroristen die zichzelf strijders van de ‘enige echte god’ noemden. Gijzelaars werden eerst beestachtig verminkt alvorens te worden vermoord. Het Taj Mahal hotel in Mumbai was een van de doelwitten bij de terreurgolf. Allah’s volgelingen verschansten zich na de aanslagen in dit hotel. Indiase commandogroepen wisten na urenlange vuurgevechten de terroristen uit te schakelen. Een leider van de terreurgroep in Pakistan sprak van een groot succes en zei zeer tevreden te zijn over met name de overweldigende media aandacht.

 

Het Taj Mahal Hotel in Mumbai

 

Onder de slachtoffers waren zes Israëli’s onder wie Rabbi Gavriel Holtzberg en zijn zwangere vrouw Rebetzin Rivkah. Zij werden door de Indiase politie uit een met bloed besmeurde kamer gehaald in het Chabad Center in het Taj Mahal Hotel. De Israëlische slachtoffers waren alvorens te zijn vermoord, gruwelijk gemarteld. Dat melden de Indiase doctoren die belast waren met het onderzoeken van de slachtoffers.

 

,,Bombay (Mumbai) heeft een lange historie van geweldadigheden” aldus één van de doktoren.,,Ik heb door de jaren lichamen gezien van slachtoffers van rellen, bendeoorlogen en eerdere terreuraanslagen met bommen. Maar dit was totaal anders.”Op de vraag aan een dokter wat er dan zo anders was aan deze Israëlische slachtoffers, antwoordde hij: ,,Het was heel vreemd. Ik heb al zó veel dode lichamen in mijn leven gezien, en toch was ik getraumatiseerd. Bij een bomaanslag kunnen de lichamen van de slachtoffers helemaal uit elkaar gerukt zijn, en dat is een vreselijk gezicht. De lichamen van deze slachtoffers hadden wonden van een soort geweld dat ik nog steeds niet goed met woorden kan omschrijven.” De geslachtsdelen van de Rabbi en zijn vrouw waren verminkt.  Van alle lichamen hadden de Israëli’s het grootste aantal martelwonden. ‘Het was zo erg dat ik de details ervan niet opnieuw door mijn hoofd wil laten gaan’, sprak een forensisch onderzoeker van de Indiase politie. Volgens de politie zijn sommige foto’s die van de Israëlische slachtoffers zijn gemaakt, te gruwelijk om te laten zien en opgeslagen in dossiers van de politie

Het met bloed besmeurde Chabad Cetrum

 

Verder is het duidelijk dat ze op de allereerste dag van de terreuraanval, vermoord zijn, en voor hun dood zijn vastgebonden en gemarteld. De tweejarige Moshe Holtzberg  werd dankzij de tegenwoordigheid van geest van zijn Indiase kamermeisje op het nippertje gered. Zij negeerde het geweervuur en haalde de jongen onder de lichamen van zijn ouders vandaan en bracht hem in veiligheid. Israël heeft haar op 13 september 2010 het ereburgerschap verleent voor haar moed. Moshe’s grootouders reisden in allerijl naar India. In hun armen riep het volledig wees geworden jongetje noch dagenlang steeds weer het enige woord dat hij tot dusver had geleerd:  Ima, mama.

 

 Rabbi Gavriel Holtzberg en zijn vrouw Rebetzin Rivkah Holtzberg, de ouders van de tweejarige Moshe.

Pakistan heeft op 10 april 2015 terroristenleider en Jodendoder Zaki-ur-Rehman Lakhvi, een Pakistaan uit Kasjmier en het meesterbrein achter de aanslagen in Moembai weer op vrije voeten gesteld. Israël, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben de vrijlating van deze schurk scherp veroordeeld. Op 26 november 2017 gaf een Pakistaanse rechtbank eveneens het bevel tot vrijlating van de 67-jarige Hafiz Muhammad Saeed, mede-oprichter en geestelijke leider van de islamistische terreurorganisaties Lashkar-e-Taiba (Leger der Rechtvaardigen) en Jama’at-ud-Da’wah. In april 2012, plaatste de Verenigde Staten nog een prijs van 10 miljoen dollar op Saeed, voor zijn rol in de terreuraanslag in Moembai. De timing van de vrijlating van deze islamitische barbaar is niet toevallig gekozen. Het was op 26 november precies negen jaar geleden dat de aanslag werd uitgevoerd. De ergenis in de VS en vooral in Israël is dan ook navenant en terecht. India beschouwt Saeed als een van de meest gezochte terroristen vanwege zijn betrokkenheid bij de aanslag in Moembai, evenals een bomaanslag op een trein in Moembai in 2006 en een aanslag in 2001 op het Indiase parlement. Hij staat vermeld op de Most Wanted-lijst van India’s National Investigation Agency en zijn organisatie is verboden in India, evenals in de VS, het VK, de EU, Rusland en Australië.

Tot verbazing van velen verscheen de barbaar Hafiz Muhammad Saeed, eind december in Pakistan op het podium samen met Walid Abu Ali, de "ambassadeur" van de “Bende van Ramallah” in Pakistan. Dat gebeurde tijdens een protestactie tegen de Amerikaanse erkenning van Jeruzalem als de hoofdstad van Israël. Duizenden namen deel aan deze demonstratie in Rawalpindi, die werd georganiseerd door de Defense of Pakistan Council, een alliantie van religieuze partijen die gedomineerd worden door de groep van Saeed.Het verschijnen van de Palestijnse ambassadeur naast deze Saeed veroorzaakte scherpe kritiek van zowel veel Pakistanen als van Indiërs. Dit laat nog eens zien hoe de Palestijnse Autoriteit  immer er altijd arm in arm loopt met allerlei islamitisch geboefte.  

Sinds het bloedbad in 2008 eisen Indiase politici dat Pakistan Saeed uitlevert om terecht te staan ​​in India, maar er is geen uitleveringsverdrag tussen de twee landen. Nu zijn z’n arrestatie en berechting meer dan ooit twijfelachtiger geworden, omdat hij door Pakistan werd vrijgelaten na minder dan een jaar onder huisarrest. Na zijn vrijlating bedankte Saeed de Pakistaanse rechters in een videoverslag met de woorden: “De advocaten van de rechtbank steunden me enorm en ik ben allah daar zo dankbaar voor. Dit is een grote stap naar vrijheid voor Pakistan.”

Tegenwoordig is meer dan 99 procent van de bevolking van Pakistan moslim, voor het merendeel soennieten. Tot Pakistan op 14 augustus 1947 zich afscheidde van Indië, leefden er ca. 2000 Joden, overwegend in Lahore, in Karachi en in Peshawar. Ondanks de huidige islamitische aard was Peshawar voorheen een bont gekleurde gemeenschap waar Joden leefden naast andere minderheden zoals Zorostrianen en leden van het Bahá’í geloof. Na 1947 was het antisemitisme in Pakistan dermate toegenomen dat de Joden hun biezen pakten en zich voor het merendeel vestigden in Israël.Tegenwoordig is Pakistan volledig “Judenrein” verklaard. Hun eeuwenoude erfgoed aan synagogen, begraafplaatsen en heiligdommen wordt permanent bedreigd en belaagd.

Terug naar : Inhoud