De zeven schalen der gramschap

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 30 augustus 2018)

Met dank aan het Bijbelstudieteam Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze Bijbelstudie.

 

Openbaring 15:5-6 “En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel.”

 

Hier ziet Johannes de tempel van de tent der getuigenis in de hemel open gaan en ook ziet hij dat zeven engelen bekleed zijn met rein blinkend linnen en hun borst omgord met een gouden gordel vergelijkbaar met de Zoon des mensen in Openbaring 1:13, ten teken van Priesterlijke en Koninklijke waardigheid. Hierin is iets te zien van Gods heerlijkheid en Goddelijke majesteit. Gordels spreken van bereidheid of gereedheid. Het betekent zoiets als “de mouwen opstropen” om aan het werk te gaan. De engelen zullen met de zeven laatste plagen het oordeel uitvoeren over de onreinen. Zeven is in de Bijbel het getal van heilige volheid, waarin de volmaaktheid wordt uitgedrukt, met name de werken Gods. God is volmaakt in Heiligheid, genade en liefde, maar óók in tuchtiging en wraak, ’zeven’ is vol, voller en meer kan het nooit worden.

 

Openbaring 15:7-8 En een van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden. En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren.”

Ook de profeet Ezechiël spreekt over rook in het binnenste voorhof:

Ezechiël 10:3-4 “De cherubs nu stonden aan de rechterzijde van de tempel, toen de man erheen ging; en een wolk vervulde de binnenste voorhof. Toen verhief zich de heerlijkheid des Heren van boven de cherub en begaf zich naar de dorpel van de tempel, en de tempel werd vervuld met de wolk, en de voorhof was vol van de glans van de heerlijkheid des Heren.”

Ook bij de ingebruikname van de tempel van Salomo vulde een wolk van Gods majesteit de hele tempel. De priesters konden hun dienst niet meer verrichten:

1 Koningen 8:10-11 “Toen de priesters uit het heiligdom naar buiten traden, vulde een wolk het huis des Heren, zodat de priesters vanwege de wolk niet konden blijven staan om dienst te doen, want de heerlijkheid des Heren had het huis des Heren vervuld.

Dit is ook bij Jesaja te horen:

Jesaja 6:1-4In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. En de een riep de ander toe: Heilig, heilig, heilig is de Here der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol. En de dorpelposten beefden van het luide roepen en het huis werd vervuld met rook.

Gedurende het uitgieten van de zeven schalen, zal de rook in de hemelse tempel blijven en kan niemand de hemelse tempel binnengaan voordat aan de zeven plagen van de zeven engelen een einde is gekomen. Het is hier niet de rook van het reukwerk der aanbidding, maar de rook van het vuur van het oordeel dat door Gods heerlijkheid op aarde wordt uitgestort. Vanaf het moment dat het uitgieten begint is er in de hemel geen gelegenheid meer tot voorbede. Elke weestand tegen Zijn heerlijkheid wordt nu voorgoed verbroken. De 7 schalen zijn nog louter ten kwade van de mens en niet om hen tot bekering te leiden. De rook herinnert ook aan de openbaring van God op de berg Horeb:

Exodus 19:18 “En de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat de Here daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer.”

Er bestaat nog steeds veel discussie over de vraag of de berg Horeb in het zuidelijk deel van de Sinaï-woestijn ligt, of in Saoedi-Arabië. Diverse onderzoekers wijzen er op dat er in de Sinaï nooit iets is gevonden wat duidt op sporen van Israëlische rondzwerving en/of bewoning. Dat geldt eveneens voor Midjan en de Bijbelse pleisterplaatsen Mara, Elim en Refidim. Volgens de samenstellers van dit artikel bestaan er diverse aanwijzingen dat de berg Horeb zich in het westelijk deel van het huidige Saoedi-Arabië bevindt en wel in de bergketen Jebel-al-Laws (Djabal Hadi). Klik ook hier voor een PowerPoint presentatie van (messiaanshetlevendwater) over dit onderwerp. Deze berg is met een hoogte van 2580 meter de hoogste berg in de wijde omtrek, zoals ook Josephus in zijn Joodse Oudheden (3:5:1) aangeeft. Voor Mozes was dat de logische plek om naartoe te trekken toen hij zich veertig jaar eerder voor het aangezicht van Farao moest verbergen:

Exodus 2:15 “Toen Farao van deze zaak hoorde, trachtte hij Mozes te doden, maar Mozes vluchtte voor Farao en zocht verblijf in het land Midjan.”

Farao- als beeld van de antichrist- probeerde Mozes te doden, zoals ook de Farizeeën probeerden Jezus/Yeshua te doden.

Exodus 3:1 “Mozes nu was gewoon de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan, te hoeden. Eens, toen hij de kudde naar de overkant van de woestijn geleid had, kwam hij bij de berg Gods, Horeb.”

De hele Sinaï viel onder de invloedssfeer van Egypte en alleen daar in Midjan in het huidige Saoedi-Arabië kon Mozes ongestoord, al die jaren bij de stam van Jetro verblijven waar God hem riep. Als aanvoerder van de uittocht uit Egypte keerde hij naar de plaats terug waar hij veertig jaar lang had verbleven. Er bestaat in het vroegere Midjan nog een levende traditie betreffende Jetro, die door de bevolking als een heilige wordt vereerd. Opmerkelijk is ook dat er in het zuiden van Saoedi-Arabië nogal wat bergen bestaan die naar Abraham zijn genoemd.

De berg Jebel-al-Lawz wordt ook door de Arabische autoriteiten erkend als een archeologisch en geschiedkundig monument en is om die reden omheind. De daar wonende bedoeïenen noemen deze berg "de berg van Mozes".

Ook Tema ligt in het huidige Saoedi-Arabië, Dedan waarschijnlijk ten zuidwesten daarvan, dus ook op het Arabisch schiereiland.

De plaats vanwaar de doortocht zou hebben plaatsgevonden is Nuweiba aan de golf van Eilat (ook wel de golf van Akaba genoemd).  Bijzonder is, dat de volledige naam in het Arabisch luidt Nuwayba' al Muzayyinah, wat betekent: 'Wateren van Mozes die zich openen'. Dit zou dus best eens de echte plaats geweest kunnen zijn waar de wateren zich openden.

 

De Schelfzee lijkt dus de Golf van Eilat te zijn. Er is bij Nuweiba sprake van een landbrug hoewel de hellingen tamelijk steil zijn. Bovendien is de waterdiepte daar nu enkele honderden meters, maar dat kan in Mozes’ tijd natuurlijk aanzienlijk minder geweest zijn. Maar dat hoeft natuurlijk niet persé want God had de regie en dat zou het wonder van God alleen maar groter maken! Duikers hebben op deze plaats gedoken tot een diepte van 60 meter. Zij zagen hoe tot minstens op die diepte een middenpad was vrijgemaakt doordat de grote keien naar de kant geschoven waren, precies zoals dat ook te zien was in de bergkloof die naar de zee leidt. God deed het water van deze zee als muren ter weerszijden van de Israëlieten staan.

De zeven engelen krijgen dus van de vier levende wezens (dieren) zeven gouden schalen, vol van Gods toorn overhandigt om hun tragische taak uit te kunnen voeren. De toorn van God is het woord dat in het boek Openbaring steeds gebruikt wordt om de heilige verontwaardiging over de zonden van de mens tegen God te omschrijven. Het gaat hier om zeven tuchtigingen van God voor de zondige mensheid die niets met Hem te maken wil hebben. God treft de mensheid persoonlijk om hen te laten zien wie Hij is. De Farao dacht dat hij zelf een god was en tijdens de Grote Verdrukking denkt de antichrist dat hij god is.

De Grote Verdrukking is over drie perioden te verdelen: eerst de zeven zegels, daarna de zeven bazuinen en vervolgens de zeven schalen van gramschap. Daarvan zijn de laatste 3½ jaar het zwaarst. Zo zijn er in Openbaring ook drie weeën. Het eerste wee valt samen met de vijfde bazuin, het tweede wee met de zesde bazuin en het derde wee met de zevende bazuin. 

Bij het blazen op deze zevende bazuin worden zeven schalen gevuld met Gods toorn opgeroepen. Zo komt er een oordeel over Babylon, over de vijanden van Israël, over satan en zijn trawanten en over allen die door de eeuwen heen God niet gediend hebben.

Opmerkelijk is dat bij het blazen van de zevende bazuin Jezus/Yeshua’s koningschap al over de wereld wordt aangekondigd. Dit is een proclameren in de hemel, omdat het aanstaande is. In feite had Jezus/Yeshua het koningschap al aanvaard, toen het van satan werd afgenomen en hij uit de hemel werd geworpen. Maar voordat Hij op aarde terugkeert, moeten eerst de zeven schalen van gramschap nog uitgegoten worden. In Openbaring 3 wordt dit ‘de ure der verzoeking’ genoemd:

Openbaring 3:10 “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.”

 

Nu de aardbewoners vastbesloten zijn de strijd tegen God en Zijn Gezalfde aan te gaan, zendt God Zijn engelen om de aardbewoners met Zijn volle toorn te treffen. De engelen ontvangen een gemeenschappelijk bevel: “gaat heen en giet de zeven schalen van Gods gramschap uit op aarde”. De toorn treft dus alles wat tot de aarde behoort en in het bijzonder de aardbewoners die in alles van de aarde afhankelijk zijn.

 

Het ogenblik is aangebroken dat de zeven verschrikkelijkste plagen uit de geschiedenis van de aarde zullen beginnen. Deze plagen zullen elkaar in snel tempo opvolgen zodat het ene gericht nauwelijks voorbij is of de volgende zich aandient.

 

Matthéüs 24:13Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. ”

 

Terug naar: Inhoud