De wijze en de dwaze maagden

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 20 december 2015)

 

Matthéüs 25 1t/m13 “Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zei: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.”

 

"En de dwaze maagden zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit."

 

Waarover gaat het in deze gelijkenis? Velen lezen in deze geschiedenis een les voor de christenen, de mensen van de kerk. Zij trekken de conclusie, dat je eigenlijk nooit helemaal zeker kunt zijn van je eeuwig behoud, omdat op het laatste moment kan blijken, dat je voor een gesloten deur komt. Je was onderweg naar de hemel, maar je mag er niet in. Zij zien dit in overeenstemming met de woorden van de Here Jezus waarin hij zegt: Matthéüs 24:13 maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.

 

Hun conclusie: “Wie niet volhardt tot het einde, komt de hemel niet binnen.” Als dit het geval zou zijn, hangt onze redding niet alleen van de Here Jezus af, maar ook van onze volharding. Dan is de mens aan het eind van zijn leven uiteindelijk degene die er zelf voor zorgt, dat hij behouden wordt. Dan begint de redding bij de Here Jezus en eindigt hij bij onszelf. Maar dat is niet Bijbels! Deze tekst blijkt niet over christenen te gaan.

 

Wat is“het koninkrijk der hemelen”?

Velen lezen hier: het koninkrijk in de hemelen. Maar dat staat er niet. Het is het koninkrijk van de hemelen. Het is juist niet in de hemel. Het is het koninkrijk dat van de hemel op aarde zal komen. Het is het koninkrijk dat in Daniel 7:13-27 genoemd wordt.

 

Het is het komende Messiaanse vrederijk, waarin Messias Jezus als koning vanuit Jeruzalem zal regeren. In Matthéüs 24 spreekt de Here Jezus niet over de toekomst van de christenen, maar over de toekomst van de Joden. Er waren toen nog geen christenen. De discipelen waren Joden en die vroegen Hem naar de toekomst. Toen vertelde Hij over de komende grote verdrukking die over het Joodse volk zou komen. Hierbij wees Hij hen erop, dat wie levend uit de grote verdrukking zou komen, wie het zou volhouden tot het eind van de grote verdrukking, behouden zou worden in Zijn Messiaanse vrederijk. Het Oude Testament had immers al beloofd, dat voor de Joden aan het eind van de grote verdrukking en bij het begin van het Messiaanse rijk hun behoudenis “in Sion” zou zijn.

 

Joël 2:32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen.”

Dit is in overeenstemming met het eerste woord waarmee Matthéüs 25:1 begint: “Dan”. Dan verwijst naar de grote verdrukking die in Matthéüs 24 beschreven wordt. Eerst beschrijft Hij de grote verdrukking en daarna het Messiaanse koninkrijk. Het beeld in Matthéüs 25 is van een Joodse bruiloft. In Matthéüs 25 wijst de Here Jezus erop, dat als Hij wederkomt na de grote verdrukking om Zijn koninkrijk op aarde op te richten, het ene deel van het Joodse volk dit rijk zal binnengaan en het andere deel niet. Dat deel blijkt zich niet gereed gemaakt te hebben om het Messiaanse rijk binnen te gaan (ze hebben geen reserve olie bij zich). Wanneer we dat in de tijd en de taal van vandaag beschrijven, kun je zeggen dat een deel van het Joodse volk leeft volgens de Torah (de wet van God) en een ander deel leeft als atheïsten. Zij willen met God niets te maken hebben.

 

Klaarblijkelijk zal dit deel, dat met God geen rekening wil houden, straks niet door de grote verdrukking komen en dus niet behouden worden. Allen die echter door de grote verdrukking komen, zullen allen behouden aankomen in het vrederijk van de Here Jezus. Dat zegt Paulus ook: 

Romeinen 11:25-26 Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat:

Dan citeert Paulus niet een tekst uit het Oude Testament waarin over de hemel gesproken wordt, maar citeert hij een tekst waarin over het Messiaanse rijk gesproken wordt. In Romeinen 2 en 3 benadrukt de apostel Paulus juist, dat als het gaat om de eeuwige verlorenheid en het eeuwige behoud in de hemel, er geen onderscheid is tussen Joden en heidenen! Juist ook de Here Jezus hield de ongelovigen uit Zijn volk voor, dat zij zonder geloof in Hem voor eeuwig verloren waren. Het is grote christelijke liefde als men alle Joden (ongeacht of ze God dienden of God zelfs verworpen hebben) een plaats in de hemel wil geven, maar het is niet Bijbels. Ook de Joden geloven niet, zoals blijkt uit hun eigen literatuur, dat alle Joden in de hemel komen.

Terwijl de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden dus betrekking heeft op het Joodse volk, kan er wel een wijze les uit geleerd worden voor mensen die niet tot het Joodse volk behoren want zonder de Here Jezus is de lamp leeg en kom je voor een gesloten deur! Ook deze gelijkenis wil duidelijk maken, dat de Here Jezus plotseling zal komen. Dat zal ook voor de Gemeente het geval zijn. 1 Thessalonicenzen 4:13 18 beschrijft Zijn komst voor de christenen. Plotseling komt Hij “als een dief in de nacht”. Hij komt zo plotseling als een dief, die je immers ook niet verwacht en Hij doet hetzelfde als wat de dief doet: iets waardevols meenemen. Zijn Gemeente is waardevol voor Hem. Hij zal de Zijnen meenemen naar de eeuwige heerlijkheid.

 

Terug naar: Inhoud