De Joodse vluchtelingen

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 13 december 2012) (Laatste bewerking: 31 januari 2019)

Het verhaal over de Joodse vluchtelingen is een tragedie zoals zovele waaraan het Joodse volk is blootgesteld en waaraan de wereld niet meer herinnerd wil worden. Het zijn door de wereld genegeerde vluchtelingen, verdreven uit hun huizen, vergeten in de geschiedenis.

Elk jaar, op 30 november, herinneren Israël en de Joodse wereld zich de 820.000 Joden die zijn verdreven uit de Arabisch-Islamitische landen. De Verenigde Naties en de Europese Unie willen er niets over horen. Die zijn alleen maar bezig met de zwendel over zogenaamde Arabische vluchtelingen uit de oorlog van 1948. De islam dekoloniseerde zichzelf met een antisemitische etnische zuivering in hun landen. Deze Joden waren van alles geconfisqueerd: rijkdom van in totaal honderden miljarden dollars. ze werden verhinderd om religie te beoefenen, ze werden uit hun huizen gezet, ze werden in de straten afgeslacht, ze werden ook beroofd van hun eigen geschiedenis.

Na het oprichten van de staat Israël in 1948 zagen 820.000 Joodse vluchtelingen zich genoodzaakt, met achterlating van alles wat zij en hun families soms generaties lang in de Arabische landen hadden opgebouwd, te vluchten vanwege de vijandige houding van de Arabieren. Bankrekeningen van de Joodse bewoners werden bevroren en gebruikt om de strijd te financieren tegen wat men 'de zionistische ambities in Palestina’ noemde.

Volgens de Arabische leugenfabriek leefden de Joodse inwoners onder bescherming van de regeringen maar op enkele gevallen na klopt er niets van dit verhaal. Zelfs voor de opkomst van het Zionisme, was hun situatie al niet best terwijl ze zich als loyale burgers gedroegen. Er was sprake van een lange reeks van, vernederingen, wettelijke discriminatie, een systematisch intrekken van hun rechten, confiscatie van onroerend goederen, pogroms en deportaties. Velen vertellen daar hartverscheurende verhalen over en over de vaak gevaarlijke vlucht. Klik ook hier voor  “The Silent Exodus” een documentaire van Pierre Rehov een Israëlische documentairemaker.

Sommigen konden de vlucht in het geheim plannen, anderen moesten alles in allerijl achterlaten. Maar ook als iemand nog bezittingen kon verkopen, kreeg hij er zelden een reële prijs voor. Hebkal M.Haddad, de voorzitter van de Wereldorganisatie van Joden uit de Arabische landen, bezit eigendomsbewijzen van in totaal 100.000 vierkante kilometer land zowat vier keer zo groot als het huidige grondgebied van de staat Israël (Gaza, Golan en Samaria en Judea inbegrepen). De waarde van achtergelaten bezittingen wordt geschat zo’n 300 miljard dollar.

Terwijl de Arabische oorlogsmachine zich voorbereidde om de nog maar net uitgeroepen staat Israël te vernietigen, werden de Joden in landen als Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Syrië, Iran, Irak en Jemen, uit hun eeuwenoude bezittingen verjaagd. Volledig berooid vestigden 520.000 van hen zich in Israël waar de integratie vervolgens niet gladjes verliep en een deel van hen jarenlang in tentenkampen en barakken hebben gewoond, zonder hulp van het buitenland. Het streven was om hun zo snel mogelijk te laten opgaan in de Israëlische maatschappij. Echter, door de enorme aantallen duurde het toch tot 1963 voordat het laatste vluchtelingenkamp kon worden opgeheven.

Joodse vluchtelingen kampen

De rest, ruim 300.000 van deze vluchtelingen vestigden zich in Frankrijk, Groot-Brittannië, Canada, Brazilië, Australië, Nieuw Zeeland en de Verenigde Staten. De VN bekommerde zich alleen om de Arabische vluchtelingen terwijl het lijden van de Joden vele malen erger was dan dat van de in 1948 gevluchte Arabieren. Terwijl de Arabieren die op advies van de Arabische leiders Israël ontvluchten, de status van vluchteling kregen, is dat bij de Joodse vluchtelingen nooit gebeurd. De Joodse vluchtelingen hebben alles verloren, maar hebben nooit enige compensatie gekregen voor wat zij noodgedwongen hebben achterlaten in hun vroegere thuislanden.

  rechts een tijdelijk Joods opvangkamp van Sha'ar Ha'aliya in 1950

De Joodse gemeenschap die gecentreerd was in en rond Bagdad in Irak was meer dan 2500 jaar oud. Oorspronkelijk gevestigd in Babylon, had deze gemeenschap het leven geschonken aan de Babylonische Talmoed en was lange tijd een vooraanstaand joods cultureel centrum. Na de oprichting van de staat Israël gaf de Iraakse regering de aanzet tot het intimideren van de Joden, gaf het bevelschriften uit om alle Joodse eigendommen te confisqueren. Bovendien werd er een plan ingediend om alle de Joden te verdrijven, nog voor het daadwerkelijk gedwongen en overhaaste vertrek. Nuri Said een van de Iraakse leiders verklaarde: “De Joden zijn een voortdurende oorzaak van problemen in Irak. Ze hebben geen plaats in ons midden. We moeten hen kwijt zien te raken” Vanaf mei 1951 ging Operatie Ali Baba (ook gekend als Operatie Ezra & Nehemia) van start, de grootste reddingsoperatie uit de geschiedenis. Zo’n 130.000 Joden werden met vliegtuigen naar Cyprus en Iran gebracht, vanwaar ze vervolgens worden overgevlogen naar Israël. De paar duizend die achterbleven in Irak leden onder de harde edicten en kregen sancties opgelegd. In 1967 werden 11 van hen ter dood veroordeeld op basis van valse beschuldigingen voor spionage. Radio Irak had de massa uitgenodigd om deel te nemen aan de festiviteiten rondom de opknoping.

Tot kort na de Tweede Wereldoorlog leefde er een grote Joodse gemeenschap in Jemen van ongeveer 63.000 Joden. In 1947 werden hier tijdens een bloedige pogrom ten minste 82 Joden vermoord. 106 van de 170 Joodse dorpen werden volledig verwoest. Honderden huizen en alle gebouwen van de gemeenschap werden in brand gestoken en tot aan de grond platgebrand. Na deze geweldsexplosie besloot de Israëlische regering hen op te halen. Tussen juni 1949 en september 1950 werden tijdens de Operatie Magisch Tapijt (Operation Magic Carpet) ongeveer 49.000 Joden vanuit Jemen geëvacueerd naar Israël. Het overgrote deel van deze groep die bestond uit 47.000 Joodse Jemenieten, 1.500 uit Aden alsook 500 Joden uit Djibouti en een aantal Joden uit Eritrea, werden door Britse en Amerikaanse vliegtuigen overgevlogen.

Operatie Magisch Tapijt: de redding van de Joden van Jemen

De Joden werden voordien al eeuwenlang in Jemen vervolgd. Een van de droevigste hoogtepunten in Jemen was het Mawza ballingschap. Drie jaar nadat Imam al-Mahdi in 1676 aan de macht was gekomen; verdreef hij de Joden naar een van de meest dorre wijken van Jemen. Volgens verschillende berekeningen, stierven 60 tot 75% van de Joden als gevolg van die ballingschap.

In Marokko hadden de Joden te lijden onder een enorme reeks van bloedbaden. In 1948 begon een reeks van pogroms tegen de Joden, die leidde tot een slachting van 42 onder hen in de steden Oujda en Jrada. Ook in de eeuwen daarvoor waren er pogroms in Tatuan in 1790 en 1792, waarbij kinderen werden vermoord, vrouwen verkracht en geplunderd. Tussen 1864 en 1880, was er een reeks pogroms tegen de Joden van Marrakech, waar honderden van hen werden gedood. In 1903 waren er pogroms in twee steden – Taza en Settat, waarbij meer dan 40 Joden werden vermoord. In 1907 was er een pogrom in Casablanca waarbij 30 Joden werden vermoord en vele vrouwen werden verkracht. In 1912 was er in Fez opnieuw een bloedbad waarin 60 Joden werden vermoord en ongeveer 10.000 dakloos werden.

De Italiaan Filippo Pananti beschrijft in 1818 het leven van de Joden in Algiers: ,,Die ongelukkige zonen van Israël, al zo slecht behandeld in andere landen, hebben ook weinig goeds te verwachten van de barbaren. Er is geen uitbarsting of kwelling waar zij niet aan worden blootgesteld. Het is hen verboden om Arabisch te schrijven of te spreken, om te voorkomen dat zij de goddelijke Koran kunnen lezen. Zij mogen geen paard rijden, dat dier is te edel voor hen. Een moskee mogen zij alleen op blote voeten passeren. Hun kleding is verplicht zwart, omdat dit een door de Moren geminachte kleur is. Joodse vrouwen mogen niet volledig bedekt zijn. Moren gebruiken voorbijkomende Joden als dienaar. Andere Moren hebben er plezier in om Joodse jongens met verf of modder in te smeren. En Turkse soldaten gaan vaak hun huizen binnen om de vrouwen te beledigen. Joden moeten criminelen executeren en daarna begraven. Ook worden ze gebruikt om de Moren op hun schouders te dragen, als ze van boord gaan in ondiep water. Ze worden onophoudelijk blootgesteld aan spot en pesterijen van de jonge Moren, zonder er iets tegen te kunnen doen. Ook worden ze vaak geslagen, maar als ze een hand opheffen ter verdediging, wordt die als straf afgehakt.”

Bij de onafhankelijkheid in 1962, werden er in Algerije wetten aangenomen die tegen het staatsburgerschap waren voor iedereen die geen moslim was en hun bezittingen werden ook effectief in beslag genomen. Het merendeel van de Joden verliet het land, meestal volledig berooid.Hier heeft een reeks bloedbaden plaatsgevonden in 1805, 1815 en 1830.

Dit was gemeengoed in de islamitische wereld. Een Jood werd beschouwd als vuil en als zodanig behandeld. Helaas bleef het vaak niet bij discriminatie alleen. Periodiek waren de Joden het slachtoffer van zeer gewelddadige verkrachtingssessies en moordpartijen, vaak georganiseerd of gedoogd door de islamitische overheid.

Marokkaanse Joden in 1949 in het transitkamp 'David' nabij Marseille in Frankrijk om van daaruit door te reizen naar Israël.

De historicus J.J. Benjamin schreef in de 19e eeuw over de behandeling van Joden in Iran het volgende: ,,Ze zijn gedwongen in de buitenwijken van de stad te wonen want ze worden als onreine schepsels beschouwd. Onder het voorwendsel dat de Joden onrein zijn, worden ze met de grootste brutaliteit behandeld en mochten ze een straat betreden die door moslims wordt bewoond, dan worden ze door een meute met stenen en vuil bekogeld. Om dezelfde reden (het onrein zijn) is het hen verboden bij sneeuw en regen hun huizen te verlaten. Want de regen zou hun onreinheid op de grond kunnen overdragen en daarmee de voeten van de moslims verontreinigen. Wanneer een Jood op straat als zodanig wordt herkend, wordt er op hem gescholden en gevloekt. De omstanders spugen hem in zijn gezicht en slaan hem vaak zonder genade. Als een Jood een winkel binnenkomt, mag hij de waren niet controleren. Als hij per ongeluk de waren aanraakt, moet hij ze meenemen voor de prijs die de verkoper bepaalt…”

De uittocht van de Joden uit Egypte was al langzaam begonnen na een pogrom in Cairo in 1945. Na de oprichting van de staat Israël verslechterde de situatie snel en ontstonden rellen in Cairo en Alexandrië waarbij tussen de 80 en 180 doden vielen. Tienduizenden werden gedwongen te vertrekken, een groot aantal vluchtelingen moest afstand doen van hun eigendom. In juni 1948 ontplofte een bom in de Joodse wijk van Cairo, waarbij 22 Joden werden gedood. In juli 1948 werden de Joodse winkels en de synagoge van Cairo aangevallen, waarbij 19 Joden werden gedood. Honderden Joden werden gearresteerd en hun bezittingen geconfisqueerd. Hierdoor aangezet had twee jaar later al bijna 40% van de joodse bevolking van Egypte het land verlaten. Egytische autoriteiten hebben 1.7 miljoen documenten in beslag genomen, die naar verluidt te maken hadden met het grondbezit van 75.000 Joden die in 1952 uit Egypte werden verdreven. De inbeslagname gebeurde vlak voordat ze in Israëlische handen konden vallen. In 1956 werd in Egypte een wet aangenomen waarbij de Joden de burgerrechten werden ontnomen, waardoor ze gedwongen waren het land te verlaten met achterlating van alle eigendommen. Dit was een daad van pure uitzetting en een massale confiscatie van Joodse bezittingen. Uiteindelijk zouden letterlijk alle Joden Egypte verlaten, na een tijdperk van meer dan 3.000 jaar onafgebroken in Egypte gewoond te hebben.

Meer dan 40.000 Joden in Samaria en Judea, waarvan duizenden Joden generaties lang onder de Turks-Ottomaanse bezetter hadden gewoond, werden in 1949 met geweld door het Jordaanse leger verdreven. Hetzelfde gebeurde met de circa vijfduizend Joden uit het oostelijk deel van Jeruzalem (die zich in de regel vervolgens in het Westelijk deel van Jeruzalem vestigden). Volgens Jordaanse racistische wetgeving mogen er namelijk geen Joden in Jordanië wonen. De eeuwenoude Joodse wijk in het oostelijk deel van Jeruzalem werd in 1948 platgebrand. Alles wat aan de Joodse bewoners herinnerde werd vernield en ontheiligd. In de Oude Stad werden 68 synagogen, waaronder de beroemde Hurva synagoge, door de Jordaanse troepen totaal verwoest. Deze synagoge is op 15 maart 2010 voor de derde keer plechtig ingewijd. Op de Joodse begraafplaatsen werden door de Jordaniërs 38.000 graven geschonden en grafstenen stukgeslagen en gebruikt als constructiemateriaal. Al deze feiten vonden plaats onder het oog van de Verenigde Naties die het allemaal liet begaan.

Joods vluchtelingenkamp in 1948 nabij Tel Aviv

Tienduizenden werden in de Arabische wereld vermoord omdat ze Joods waren. Dus de fabel van vreedzaam samenleven en het Zionisme de schuld geven van het ondermijnen van die co-existentie, is de zoveelste volkomen mythe die nergens op gebaseerd is. Vóór de stemming in de Verenigde Naties van het Verdeelplan in november 1947, waarschuwde Heykal Pasha, de ambassadeur voor Egypte bij de Verenigde Naties: ,,het leven van een miljoen Joden in islamitische landen is in gevaar als er voor het Verdeelplan wordt gestemd… als Arabisch bloed wordt vergoten in Palestina, zal overal elders in de wereld Joods bloed worden vergoten.”

In 2002 is in de Verenigde Staten de vereniging “Justice for Jews from Arab Countries” (Gerechtigheid voor Joden uit Arabische landen) in het leven geroepen. Ook in Israël zijn verschillende verenigingen actief met het doel om schadevergoedingen los te krijgen voor Joden die na de stichting van de staat Israël uit Arabische landen hebben moeten vluchten. In april 2008 besloot het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden eveneens dat naar een schadevergoeding voor Joden uit Arabische landen moest worden gezocht als onderdeel van het vredesproces. Pas in 2010 zag de Knesset, het Israëlische parlement, de noodzaak in van het veilig stellen van de rechten van die Joden die waren gedwongen om hun eigendommen en hun vermogen in Arabische landen achter te laten. In april 2012 vond onder leiding van de viceminister van Buitenlandse zaken Danny Ayalon de eerste door de regering gepromote conferentie over dit thema plaats, die eiste van de Verenigde Naties aandacht te schenken aan het lot van de Joodse vluchtelingen. Ayalon riep onder andere de Arabische Liga op om ,,haar verantwoordelijkheid te nemen en toe te geven dat de lidstaten er voor verantwoordelijk zijn dat Joden moesten vluchten”. Verder verklaarde hij dat de schadevergoeding voor de Joodse vluchtelingen uit Arabische landen een integraal bestanddeel van toekomstige onderhandelingen en/of overeenkomsten diende te zijn. ,,Vluchtelingen erkennen en je om hen bekommeren is niet slechts een zaak van historische gerechtigheid”, zei Ayalon op de conferentie, “maar op basis van resolutie 242 van de VN zelfs een verplichting”.

Op 21 september 2012 organiseerde de Verenigde Naties voor het eerst een evenement over deze kwestie, ondanks afwijzende reacties uit de Arabische wereld. Men eiste de afgelasting van het evenement maar dat werd verworpen. Vervolgens vroeg de Arabische Liga aan het secretariaat van de Verenigde Naties om toestemming om persmededelingen uit te delen aan de ingang van het Israëlische evenement, maar dat verzoek werd eveneens afgewezen. Een afgevaardigde van de PLO bij de V.N. stuurde e-mails naar verslaggevers omtrent de organisatie en voegde er een artikel bij van de anti-Israël propagandist Hanan Ashrawi, dat eerder verscheen in de Huffington Post, waarin zij Israël beschuldigt van het cynisch gebruiken van de term “vluchteling”.

Israel tries to shed light on Jewish refugeesDanny Ayalon

Het evenement werd rechtstreeks uitgezonden op het Webkanaal van de Verenigde Naties onder de titel ,,Het onvertelde verhaal van het Midden-Oosten: Gerechtigheid voor Joodse vluchtelingen uit Arabische landen  en werd bijgewoond door topambtenaren van het secretariaat van de V.N., evenals door Westerse afgevaardigden. Danny Ayalon sprak van een historische gebeurtenis: ,,Tussen de muren van de V.N. beginnen wij rechtvaardigheid voor de Joodse vluchtelingen te brengen die gemarteld werden, vervolgd en verdreven en van wie de rechten werden herroepen.”

Een Amerikaanse niet-gouvermentele organisatie uit San Francisco, Jews Indigenous to the Middle East and North Africa (JIMENA), heeft 11 websites online geplaatst, zowel in Engels als in het Arabisch, waarin de verhalen worden verteld van Joden die zijn gevlucht uit negen moslimlanden waaronder Turkije en Iran.Op de websites worden unieke verhalen gebracht uit elk land, gebruik makend van video ‘s, foto ‘s en geschreven getuigenissen waaronder vele mondeling ingesproken getuigenissen van Joden die naar Noord-Amerika zijn gevlucht.

Israël heeft besloten de datum 30 november bij wet vast te leggen als de landelijke gedenkdag voor de verdrijving van 820.000 Joodse vluchtelingen uit de Arabische landen en Iran in de twintigste eeuw. Tot 30 november bestond er geen officiële datum om de massale exodus te herdenken van de Joden die hun huizen en hadelszaken moesten achterlaten in het zicht van de toenemende vervolging in de Arabische landen nadat de staat Israël in 1948 werd gesticht.

Israël eist 250 miljard dollars compensatie voor Joden die uit Arabische landen werden verdreven

Vanaf half 2017 heeft de Israëlische regering, met behulp van de diensten van een internationaal accountantskantoor, in alle stilte onderzoek gedaan naar de waarde van eigendommen en activa die deze Joden moesten achterlaten. Men is in totaal op een bedrag van 250 miljard dollar uitgekomen voor het verlies aan eigendommen en bezittingen van de Joodse vluchtelingen. Zo is becijferd dat Tunesië 35 miljard dollar dient te betalen en Libië 15 miljard dollar. De vergoedingen die Marokko, Irak, Syrië, Egypte, Jemen, Algerije, Iran en Libanon moeten betalen, worden later gepubliceerd. Het mag duidelijk zijn dat alle misdaden die tegen die Joodse gemeenschappen zijn gepleegd, moeten worden erkend en het verlies aan eigendommen dient te worden vergoed.

Terug naar: Inhoud